-
1 comprendre
comprendre [kõprãdr]1 begrijpen ⇒ beseffen, verstaan, duidelijk inzien2 bevatten ⇒ omvatten, bestaan uit3 meerekenen ⇒ meetellen, inbegrepen doen zijn (bij)♦voorbeelden:comprendre un code • een code kunnen ontcijferencomprendre la plaisanterie • tegen een grapje kunnencomment comprenez-vous le rôle d'un conseiller? • hoe ziet u de rol van een raadsman?voilà comme je comprends des vacances • dat is voor mij de ideale vakantiefaire comprendre qc. à qn. • iemand iets duidelijk makense faire comprendre • zich verstaanbaar maken, zich duidelijk uitdrukkenje n'y comprends rien • ik begrijp er niets vancomprendre qc. à demi-mot • maar een half woord nodig hebbenj'ai compris que 〈+ aantonende wijs〉 • ik heb bemerkt dat, ik heb ingezien datje comprends • ik snap het¶ je comprends! • nou en of!♦voorbeelden:1 cela se comprend (de soi) • dat is te begrijpen, dat spreekt vanzelf1. v1) begrijpen, beseffen2) bestaan uit3) meerekenen2. se comprendrev -
2 erklären
erklären1 verklaren, duidelijk maken2 verklaren, duiden3 (officieel) meedelen, kenbaar maken4 noemen, betitelen♦voorbeelden:seinen Beitritt erklären • lid worden, toetredenjemanden für schuldig erklären • iemand schuldig verklarenjemanden zum Erben erklären • iemand als erfgenaam aanwijzen1 zijn verklaring vinden, begrijpelijk zijn2 zich verklaren, zijn mening geven♦voorbeelden:sich einverstanden erklären • akkoord gaansich zu einer Frage erklären • zijn mening over een kwestie geven -
3 understandability
n. begrijpelijk zijn -
4 éclairer
éclairer [eeklerree]1 licht geven ⇒ lichten, fonkelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verlichten ⇒ bijlichten, licht geven aan2 ophelderen ⇒ verklaren, begrijpelijk maken3 inlichten ⇒ informeren, voorlichten♦voorbeelden:1 la joie éclaira son regard • de vreugde straalde van zijn, haar gezicht afles locataires sont chauffés et éclairés • verwarming en verlichting zijn bij de huur inbegrepen1 verlicht worden, zijn ⇒ opklaren, aangestoken worden, aangaan 〈 van verlichting〉2 duidelijk, begrijpelijk worden1. v2) ophelderen, verklaren3) informeren4) verkennen2. s'éclairerv1) aangestoken worden, aangaan [verlichting] -
5 natural
adj. natuurlijk, van de natuur; stoffelijk--------n. natuurtalentnatural1[ nætsjrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈voornamelijk enkelvoud; informeel〉 natuurtalent ⇒ favoriet, meest geschikte persoon; 〈 figuurlijk〉 kanspaard3 idioot ⇒ debiel, zwakzinnige♦voorbeelden:————————natural23 normaal ⇒ gewoon, begrijpelijk♦voorbeelden:natural death • natuurlijke doodnatural forces/phenomena • natuurverschijnselennatural gas • aardgasnatural history • natuurlijke historie, biologienatural law • natuurwetnatural philosophy • natuurkundenatural resources • natuurlijke hulpbronnen/rijkdommennatural science • natuurwetenschaplearning languages comes natural to him • talen leren gaat hem heel gemakkelijk afII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 natuurlijk ⇒ onecht, buitenechtelijk♦voorbeelden: -
6 éclaircir
éclaircir [eeklersier]2 verhelderen ⇒ ophelderen, verklaren3 uitdunnen ⇒ dunner maken, verdunnen♦voorbeelden:→ voix1 helder, lichter worden ⇒ ophelderen, opklaren 〈 ook figuurlijk〉2 opgehelderd worden ⇒ duidelijk, begrijpelijk worden3 uitgedund worden ⇒ dunner, verdund worden♦voorbeelden:1 sa figure s'éclaircit • zijn, haar gezicht klaarde opv2) ophelderen, verklaren3) dunner maken
См. также в других словарях:
Liegen — 1. Allein liegen ist am besten. 2. Auff den, der unten liegt, soll man nicht sitzen. – Lehmann, II, 30, 42. 3. Besser liegen als betrügen. – Sprichwörtergarten, 103. Besser arm, niedrig bleiben, als auf eine unrechtliche, unwürdige Weise reich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon